Most frequent Dutch verbs (A2-B1)

After the list of the 466 most frequent Dutch verbs that you should know at A2 level, TaalBoost is happy to present the below list of additional 637 Dutch verbs that you should be familiar with at the next proficiency level: B1.

The TaalBoost list of verbs is unique because it includes not only verbs that have irregular past forms, but also regular Dutch verbs! You will find the forms of the past tenses in the list - Simple Past singular and plural and Present Perfect. Finally, you will find the closest English translation(s) of the Dutch verbs in the last column as well.

The 5000 most frequent Dutch words are the base for the vocabulary requirements needed for the Programme I of the State Exam Dutch as a Second Language (Staatsexamen NT2 programma I). As you learn the verbs from this and the A2 list, you make sure that you are well prepared for this exam.

If you would like to exercise the meaning of the verbs, you can check out the free flashcards that TaalBoost has prepared, and start exercising your Dutch verbs on B1 level by clicking on the links below!

At TaalBoost, you can attend a Dutch language at all levels. Sign up for an engaging, interactive, teacher-guided and feedback-driven TaalBoost Dutch language course today!

________ ________________ __________________ __________________ ______________ ___________________ _________________________________________
Letter Verbum Imperfectum Sg. Imperfectum Pl. Hulpverbum Participium English
A aanbieden bood aan boden aan hebben aangeboden to offer
aandoen deed aan deden aan hebben aangedaan to put on
aankijken keek aan keken aan hebben aangekeken to glance at, to look at
aankleden kleedde aan kleedden aan hebben aangekleed to dress, to get dressed
aankomen kwam aan kwamen aan zijn aangekomen to arrive; to gain weight
aankondigen kondigde aan kondigden aan hebben aangekondigd to announce, to notify
aannemen nam aan namen aan hebben aangenomen to assume; to accept, to hire
aanpassen paste aan pasten aan hebben aangepast to adjust
aansluiten sloot aan sloten aan hebben aangesloten to join up, to connect
aantrekken trok aan trokken aan hebben aangetrokken to attract
aanvaarden aanvaardde aanvaardden hebben aanvaard to accept
aanvragen vroeg aan vroegen aan hebben aangevraagd to apply; to request
aanwijzen wees aan wezen aan hebben aangewezen to indicate, to appoint
aanzien zag aan zagen aan hebben aangezien to sight, to look at
aarzelen aarzelde aarzelden hebben geaarzeld to hesitate
achten achtte achtten hebben geacht to deem, to appreaciate
achterblijven bleef achter bleven achter zijn achtergebleven to stay behind
afhangen hing af hingen af hebben afgehangen to depend
afkomen kwam af kwamen af zijn afgekomen to get rid of
aflopen liep af liepen af zijn / hebben afgelopen to finish, to expire
afnemen nam af namen af hebben afgenomen to decrease; to confiscate
afpakken pakte af pakten af hebben afgepakt to take away, to confiscate
afsluiten sloot af sloten af hebben afgesloten to bring to a close, to close (up)
afvegen veegde af veegden af hebben afgeveegd to wipe off
afvragen vroeg af vroegen af hebben afgevraagd to ask oneself
afwachten wachtte af wachtten af hebben afgewacht to await
antwoorden antwoordde antwoordden hebben geantwoord to answer
B beantwoorden beantwoordde beantwoordden hebben beantwoord to reply
bedanken bedankte bedankten hebben bedankt to decline; to thank
bedenken bedacht bedachten hebben bedacht to conceptualise; to have second thoughts
bedienen bediende bendienden hebben bediend to serve; to operate
bedoelen bedoelde bedoelden hebben bedoeld to intend, to mean
bedragen bedroeg bedroegen hebben bedragen to amount to
beginnen begon begonnen zijn begonnen to begin, to start
begrijpen begreep begrepen hebben begrepen to understand, to comprehend
behandelen behandelde behandelden hebben behandeld to treat, to handle
behouden behield behielden hebben behouden to preserve, to conserve, to keep
bekendmaken maakte bekend maakten bekend hebben bekendgemaakt to make something public
bekennen bekende bekenden hebben bekend to confess
bekijken bekeek bekeken hebben bekeken to view, to look at
beleven beleefde beelfden hebben beleefd to live to see, to experience, to encounter
bellen belde belden hebben gebeld to call, to make a call; to ring the doorbell
beloven beloofde beloofden hebben beloofd to promise
beoordelen beoordeelde beoordeelden hebben beoordeeld to judge, to evaluate
bepalen bepaalde bepaalden hebben bepaald to determine
beperken beperkte beperkten hebben beperkt to restrict
bereiken bereikte bereikten hebben bereikt to achieve; to reach
beschermen beschermde berschermden hebben beschermd to protect
bestaan bestond bestonden hebben bestaan to exist
besteden besteedde besteedden hebben besteed to spend
bestellen bestelde bestelden hebben besteld to order
betalen betaalde betaalden hebben betaald to pay
betekenen betekende betekenden hebben betekend to mean, to signify
betreffen betrof betroffen hebben betroffen to concern, to regard
betrekken betrok betrokken hebben betrokken to involve, to include
bevallen beviel bevielen zijn bevallen to give birth; to satisfy, to please
bevatten bevatte bevatten hebben bevat to contain, to include
bevinden bevond bevonden hebben bevonden to find oneself; to determine
bewaren bewaarde bewaarden hebben bewaard to keep, to preserve
bewegen bewoog bewogen hebben bewogen to move
beweren beweerde beweerden hebben beweerd to claim, to assert
bewijzen bewees bewezen hebben bewezen to prove
bezitten bezat bezaten hebben bezeten to own
bezoeken bezocht bezochten hebben bezocht to visit
bidden bad baden hebben gebeden to pray
bieden bood boden hebben geboden to offer, to provide; to bid
bijdragen droeg bij droegen bij hebben bijgedragen to contribute
binden bond bonden hebben gebonden to bind
binnenkomen kwam binnen kwamen binnen zijn binnengekomen come in, enter
blijken bleek bleken zijn gebleken to turn out, to become apparent
blijven bleef bleven zijn gebleven to stay; to keep
bouwen bouwde bouwden hebben gebouwd to build
branden brandde brandden hebben gebrand to burn
breken brak braken hebben gebroken to break
brengen bracht brachten hebben gebracht to bring
buigen boog bogen hebben gebogen to bend
C constateren constateerde constateerden hebben geconstateerd to diagnose, to establish
controleren controleerde controleerden hebben gecontroleerd to control
D dalen daalde daalden zijn gedaald to decline, to decrease
danken dankte dankten hebben gedankt to thank
dansen danste dansten hebben gedanst to dance
deelnemen nam deel namen deel hebben deelgenomen to take part
delen deelde deelden hebben gedeeld to share, to divide
denken dacht dachten hebben gedacht to think
dienen diende dienden hebben gediend to be used for
doden doodde doodden hebben gedood to kill
doen deed deden hebben gedaan to do
doorbrengen bracht door brachten door hebben doorgebracht to pass, to spend
doordringen drong door drongen door hebben doorgedrongen to get through (to), to penetrate
doorgaan ging door gingen door zijn doorgegaan to continue, to proceed
doorlopen liep door liepen door zijn doorgelopen to go though
draaien draaide draaiden hebben gedraaid to revolve, to turn
dragen droeg droegen hebben gedragen to carry; to wear
dreigen dreigde dreigde hebben gedreigd to threaten
drijven dreef dreven hebben gedreven to float; to compel
dringen drong drongen hebben gedrongen to penetrate; to insist
dromen droomde droomden hebben gedroomd to dream
drukken drukte drukten hebben gedrukt to press
duren duurde duurden hebben geduurd to last, to take
durven durfde durfden hebben gedurfd to dare
dwingen dwong dwongen hebben gedwongen to compel, to force
E eindigen eindigde eindigden hebben geëindigd to end
eisen eiste eisten hebben geëist to demand, to request
erkennen erkende erkenden hebben erkend to acknowledge
eruitzien zag eruit zagen eruit hebben eruitgezien to appear, to look like
ervaren ervoer ervoeren hebben ervaren to experience
eten at aten hebben gegeten to eat
F fluisteren fluisterde fluisterden hebben gefluisterd to whisper
functioneren functioneerde functioneerden hebben gefunctioneerd to function
G gaan ging gingen zijn gegaan to go
gebeuren gebeurde gebeurden zijn gebeurd to happen
gebruiken gebruikte gebruikten hebben gebruikt to use
gelden gold golden hebben gegolden to be valid, to apply
geloven geloofde geloofde hebben geloofd to believe
genieten genoot genoten hebben genoten to enjoy
geven gaf gaven hebben gegeven to give
glijden gleed gleden zijn / hebben gegleden to slide, to glide
glimlachen glimlachte glimlachten hebben geglimlacht to smile
glimmen glom glommen hebben geglommen to glow
goedkeuren keurde goed keurden goed hebben goedgekeurd to approve, to validate
goedvinden vond goed vonden goed hebben goedgevonden to consent, to agree
gooien gooide gooiden hebben gegooid to pitch, to throw
grijpen greep grepen hebben gegrepen to grip
groeien groeide groeiden hebben gegroeid to grow
groeten groette groetten hebben gegroet to greet
H halen haalde haalden hebben gehaald to fetch, to get; to achieve
handelen handelde handelden hebben gehandeld to trade; to act
handhaven handhaafde handhaafden hebben gehandhaafd to uphold, to maintain
hangen hing hingen hebben gehangen to hang
hebben had hadden hebben gehad to have
heersen heerste heersten hebben geheerst to rule
helpen hielp hielpen hebben geholpen to help
herhalen herhaalde herhaalden hebben herhaald ro repeeat
herinneren herinnerde herinnerden hebben herinnerd to remind, to remember
herkennen herkende herkenden hebben herkend to recognise
herstellen herstelde herstelden hebben hersteld to recover
heten heette heetten hebben geheten to be named
hoeven hoefde hoefden hebbeb gehoefd / gehoeven to not have to
hopen hoopte hoopten hebben gehoopt to hope
horen hoorde hoorden hebben gehoord to hear
houden hield hielden hebben gehouden to hold
huilen huilde huilden hebben gehuild to cry
huren huurde huurden hebben gehuurd to rent
I ingaan ging in gingen in zijn ingegaan to go in effect, to start
inhouden hield in hielden in hebben ingehouden to mean, to imply; to contain; to restrain
innemen nam in namen in hebben ingenomen to ingest; to take in; to take space
instappen stapte in stapten in zijn ingestapt to board, to hop on
instellen stelde in stelden in hebben ingesteld to set, to configure
interesseren interesseerde interesseerden hebben geïnteresseerd to raise interest
invoeren voerde in voerden in hebben ingevoerd to import, to introduce
inzien zag in zagen in hebben ingezien to look into; to realise
K kennen kende kenden hebben gekend to be familiar with, to know
kennismaken maakte kennis maakten kennis hebben kennisgemaakt to make acquaintance
keren keerde keerden hebben gekeerd to turn
kiezen koos kozen hebben gekozen to choose
kijken keek keken hebben gekeken to look, to watch
klagen klaagde klaagden hebben geklaagd to complain
klimmen klom klommen zijn / hebben geklommen to climb
klinken klonk klonken hebben geklonken to sound
kloppen klopte klopten hebben geklopt to knock
koken kookte kookten hebben gekookt to cook; to boil
komen kwam kwamen zijn gekomen to come
kopen kocht kochten hebben gekocht to buy
kosten kostte kostten hebben gekost to cost
krijgen kreeg kregen hebben gekregen to get
kruipen kroop kropen zijn / hebben gekropen to crawl
kunnen kon konden hebben gekund to can
L lachen lachte lachten hebben gelachen to laugh
laten liet lieten hebben gelaten to let
leggen legde legden hebbebn gelegd to lay
leiden leidde leidden hebben geleid to lead
lenen leende leenden hebben geleend to borrow; to lend
leren leerde leerden hebben geleerd to learn
letten lette letten hebben gelet to take care of
leven leefde leefden hebben geleefd to live, to exist
lezen las lazen hebben gelezen to read
liegen loog logen hebben gelogen to lie, to deceive
liggen lag lagen hebben gelegen to lie, to spread out
lijden leed leden hebben geleden to suffer
lijken leek leken hebben geleken to seem, to appear, to look
logeren logeerde logeerden hebben gelogeerd to stay over, to lodge
lopen liep liepen zijn / hebben gelopen to walk
luiden luidde luidden hebben geluid to sound, to chime; to be
luisteren luisteren luisterde hebben geluisterd to listen
lukken lukte lukten zijn gelukt to do well, to succeed
M maken maakte maakten hebben gemaakt to make
mededelen deelde mede deelden mede hebben medegedeeld to state, to inform
meebrengen bracht mee brachten mee hebben meegebracht to bring along
meedelen deelde mee deelden mee hebben meegedeeld to state, to inform
meedoen deed mee deden mee hebben meegedeeld to participate
meegaan ging mee gingen mee zijn megegaan to go/come along, to join
meemaken maakte mee maakten mee hebben meegemaakt to go though, to experience
meenemen nam mee namen mee hebben meegenomen to take along, to take away
meevallen viel mee vielen mee zijn meegevallen to exceed expectations
menen meende meenden hebben gemeend to mean
mengen mengde mengden hebben gemengd to mix
merken merkte merkten hebben gemerkt to take note, to discern
missen miste misten hebben gemist to miss
moeten moest moesten hebben gemoeten to must, to have to
mogen mocht mochten hebben gemogen to may, to be allowed to
N nadenken dacht na dachten na hebben nagedacht to reflect, to think
naderen naderde naderden hebben genaderd to approach, to near
neerleggen legde neer legden neer hebben neergelegd to lay down
neerzetten zette neer zetten neer hebben neergezet to put down
nemen nam namen hebben meegenomen to take
noemen noemde noemden hebben genoemd to name
O oefenen oefende oefenden hebben geoefend to exercise
omdraaien draaide om draaiden om hebben omgedraaid to turn around
omkeren keerde om keerden om hebben omgekeerd to make a U-turn
onderhandelen onderhandelde onderhandelden hebben onderhandeld to negotiate
onderscheiden onderscheidde onderscheidden hebben onderscheid to distinguish
onderzoeken onderzocht onderzochten hebben onderzocht to research
ontbreken ontbrak ontbraken hebben ontbroken to lack
ontdekken ontdekte ontdekten hebben ontdekt to discover
onthouden onthield onthielden hebben onthouden to remember
ontmoeten ontmoette ontmoette hebben ontmoet to meet
ontstaan ontstond onstronden zijn ontstaan to come into existence
ontvangen ontving ontvingen hebben ontvangen to receive
ontwikkelen ontwikkelde ontwikkelden hebben ontwikkeld to develop
opbellen belde op belden op hebben opgebeld to call up, to give a ring
opbouwen bouwde op bouwden op hebben opgebouwd to build up
opbrengen bracht op brachten op hebben opgebracht to yield, to fetch
opendoen deed open deden open hebben opengedaan to open (up), to unlock
openen opende openden hebben geopend to open, to commence
opeten at op aten op hebben opgegeten to eat up
opgaan ging op gingen op zijn opgegaan to go up
opgeven gaf op gaven op hebben opgegeven to give up; to declare, to report
ophalen haalde op haalden op hebben opgegeven to pick up, to collect
opheffen hief op hieven op hebben opgeheven to discontinue, to cancel
ophouden hield op hielden op hebben opgehouden to cease, to quit
opkijken keek op keken op hebben opgekeken to admire, to look up to
opkomen kwam op kwamen op zijn opgekomen to arise, to occur
opleveren leverde op leverden op hebben opgeleverd to deliver, to bring in
oplopen liep op liepen op zijn opgelopen to rise, to increase
oplossen loste op losten op hebben opgelost to solve
opmerken merkte op merkten op hebben opgemerkt to notice, to remark
opnemen nam op namen op hebben opgenomen to take in; to record
oppassen paste op pasten op hebben opgepast to babysit; to beware
oprichten richtte op richtten op hebben opgereicht to found, to establish
opschieten schoot op schoten op zijn opgeschoten tu hurry
opstaan stond op stonden op zijn opgestaan to get up, to stand up
opstellen stelde op stelden op hebben opgesteld to draft, to draw up
optillen tilde op tilden op hebben opgetild to lift (up)
optreden trad op traden op zijn / hebben opgetreden to perfrom, to act
optrekken trok op trokken op hebben opgetrokken to accelerate; to clear
opvallen viel op vielen op zijn opgevallen to be conspicious, to stand out
opzetten zette op zetten op hebben opgezet to set up
opzoeken zocht op zochten op hebben opgezocht to look up
organseren organiseerde organiseerden hebben georganiseerd to organise
overblijven bleef over bleven over zijn overgebleven to remain
overgaan ging over gingen over zijn overgegaan to turn into, to move over, to transfer
overlijden overleed overleden zijn overleden to pass away
oversteken stak over staken over hebben overgestoken to cross (over)
overtuigen overtuigde overtuigden hebben overtuigd to convince
overwegen overwoog overwogen hebben overwogen to consider
P pakken pakte pakten hebben gepakt to grab, to grip
parkeren parkeerde parkeerden hebben geparkeerd to park
passen paste pasten hebben gepast to fit, to try on
peinzen pensde peinsden hebben gepeinsd to ponder
plaatsen plaatste plaatsten hebben geplaatst to place
plaatsvinden vond plaats vonden plaats hebben plaatsgevonden to take place
plegen pleegde pleegden hebben gepleegd to commit, to perpetrate
praten praatte praatten hebben gepraat to talk
proberen probeerde probeerden hebben geprobeerd to try, to attempt
proeven proefde proefden hebben geproefd to try, to taste
protesteren protesteerde protesteerden hebben geprotesteerd to protest
publiceren publiceerde publiceerden hebben gepubliceerd to publish
R raken raakte raakten hebben geraakt to hit, to touch; to become
reageren reageerde reageerden hebben gereageerd to react
realiseren realiseerde realiseerden hebben gerealiseerd to realise
redden redde redden hebben gered to rescue, to save
regelen regelde regelden hebben geregeld to regulate, to arrange
regenen regende regenden hebben geregend to rain
reiken reikte reikten hebben gereikt to reach
reizen reisde reisden zijn / hebben gereisd to travel
rekenen rekende rekenden hebben gerekend to calculate
rennen rende renden zijn / hebben gerend to run
reserveren reserveerde reserveerden hebben gereserveerd to reserve
richten richtte richtten hebben gericht to direct, to aim
rijden reed reden zijn / hebben gereden to drive
roepen riep riepen hebben geroepen to call, to shout
roken rookte rookten hebben gerookt to smoke
rusten rustte rustten hebben gerust to rest
S scheiden scheidde scheidden hebben gescheiden to separate, to divorce
schelen scheelde scheelden hebben gescheeld to matter, to make a difference
schenken schok schonken hebben geschonken to gift, to give; to pour
scheppen schiep schiepen hebben geschapen to create
scheuren scheurde scheurden hebben gescheurd to tear, to rip
schieten schoot schoten hebben geschoten to shoot
schijnen scheen schenen hebben geschenen to shine
schilderen schilderde schilderden hebben geschilderd to paint
schoonmaken maakte schoon maakten schoon hebben schoongemaakt to clean
schreeuwen schreeuwde schreeuwden hebben geschreeuwd to scream, to shout
schrijven schreef schreven heben geschreven to write
schrikken schrok schrokken zijn geschrokken to be startled
schudden schudde schudden hebben geschud to shake, to stir
schuiven schoof schoven hebben geschoven to shove, to slide
slagen slaagde slaagden zijn geslaagd to succeed, to pass
slapen sliep sliepen hebben geslapen to sleep
slopen sloopte sloopten hebben gesloopt to demolish, to break down
sluiten sloot sloten hebben gesloten to close
smaken smaakte smaakten hebben gesmaakt to taste, to be tasty
snappen snapte snapten hebben snapt to get it, to understand
snijden sneed sneden hebben gesneden to slice, to cut
spelen speelde speelden hebben gespeeld to play
spijten speet speten hebben gespeten to regret
spreken sprak spraken hebben gesproken to speak
springen sprong sprongen zijn / hebben gesprongen to jump
staan stond stonden hebben gestaan to stand
stappen stapte stapten zijn gestapt to step; to go out
staren staarde staarden hebben gestaard to stare
steken stak staken hebben gestoken to stick, to put
stelen stal stalen hebben gestolen to steal
stellen stelde stelden hebben gesteld to put, to set, to make
stemmen stemde stemden hebben gestemd to vote
sterven stierf stierven zijn gestorven to decease, to die
steunen steunde steunden hebben gesteund to support, to back up
stijgen steeg stegen zijn gestegen to ascent, to increase
stoppen stopte stopten hebben gestopt to stop
streven streefde streefden hebben gestreefd to strive
strijken streek streken hebben gestreken to iron
studeren studeerde studeerden hebben gestudeerd to study
sturen stuurde stuurden hebben gestuurd to send, to mail
T tanken tankte tankten hebben getankt to fuel
tegenvallen viel tegen vielen tegen zijn tegengevallen to fall short, to disappoint
tekenen tekende tekenden hebben getekend to draw
telefoneren telefoneerde telefoneerde hebben getelefooneerd to phone
tellen telde telden hebben geteld to count
terugkeren keerde terug keerden terug hebben teruggekeerd to revert, to go back
terugkomen kwam terug kwamen terug zijn teruggekomen to come back
thuiskomen kwam thuis kwamen thuis zijn thuisgekomen to come home
toegeven gaf toe gaven toe hebben toegegeven to give in, to admit
toelaten liet toe lieten toe hebben toegelaten to allow, to admit
toepassen paste toe pasten toe hebben toegepast to apply
toevoegen voegde toe voegden toe hebben toegevoegd to add
tonen toonde toonden hebben getoond to show, to display
treden trad traden zijn / hebben getreden to tread
treffen trof troffen hebben getroffen to affect
trekken trok trokken hebben getrokken to pull
trouwen trouwde trouwden hebben getrouwd to marry
U uitbreiden breidde uit breidden uit hebben uitgebreid to expand
uitdelen deelde uit deelden uit hebben uitgedeeld to pass around, to distribute
uitdrukken drukte uit drukten uit hebben uitgedrukt to express
uitgaan ging uit gingen uit zijn uitgegaan to go out
uitgeven gaf uit gaven uit hebben uitgegeven to spend, to pay
uitkijken keek uit keken uit hebben uitgekeken to watch out; to look forward to
uitkleden kleede uit kleede uit hebben uitgekleed to undress
uitkomen kwam uit kwamen uit zijn uitgekomen to emerge; to work out
uitleggen legde uit legde uit hebben uitgelegd to explain
uitmaken maakte uit maakten uit hebben uitgemaakt to put out
uitnodigen nodigde uit nodigden uit hebben uitgenodigd to invite
uitoefenen oefende uit oefenden uit hebben uitgeoefend to practise, to exert
uitspreken sprak uit spraken uit hebben uitgesproken to pronounce
uitstappen stapte uit stapten uit zijn uitgestapt to get off
uitsteken stak uit staken uit hebben uitgestoken to stand out, to stick out
uittrekken trok uit trokken uit hebben uitgetrokken to take off
uitvoeren voerde uit voerden uit hebben uitgevoerd to carry out, to execute; to export
uitzien zag uit zagen uit hebben uitgezien to look (forward to)
uitzoeken zocht uit zochten uit hebben uitgezocht to sort out, to work out
V vallen viel vielen zijn gevallen to fall
vangen ving vingen hebben gevangen to catch
varen voer voeren zijn / hebben gevaren to boat
vechten vocht vochten hebben gevochten to fight
veranderen veranderde veranderden hebben veranderd to change
verbazen verbaasde verbaasden hebben verbaasd to amaze, to surprise
verbergen verborg verborgen hebben verborgen to conceal, to hide
verbieden verbood verboden hebben verboden to forbid
verbinden verbond verbonden hebben verbonden to connect, to link
verdelen verdeelde verdeelden hebben verdeeld to split, to divide
verdienen verdiende verdienden hebben verdiend to earn, to deserve
verdwijnen verdween verdwenen zijn verdwenen to disappear
verenigen verenigde verendigden hebben verenigd to unite
vergelijken vergeleek vergeleken hebben vergeleken to compare
vergeten vergat vergaten hebben vergeten to foget
vergissen vergiste vergisten hebben vergist to be wrong, to mistake
verheugen verheugde verheugden hebben verheugd to gladden, to be glad
verhogen verhoogde verhoogden hebben verhoogd to heighten, to raise
verhuizen verhuisde verhuisden zijn / hebben verhuisd to move house
verhuren verhuurde verhuurden hebben verhuurd to rent out, to lease
verkeren verkeerden verkeerden hebben verkeerd to find oneself, to be somewhere
verklaren verklaarde verklaarden hebben verklaard to declare, to assert, to explain
verkopen verkocht verkochten hebben verkocht to sell
verkrijgen verkreeg verkregen hebben verkregen to get hold of, to acquire
verlangen verlangde verlangden hebben verlangd to long, to yearn
verlaten verliet verlieten hebben verlaten to leave, to abandon
verlenen verleende verleenden hebben verleend to grant
verliezen verloor verloren hebben verloren to lose
vermelden vermeldde vermeldden hebben vermeld to mention, to specify, to declare
vermoeden vermoedde vermoedden hebben vermoed to suppose, to suspect
vernemen vernam vernomen hebben vernomen to be told, to learn of
veroorzaken veroorzaakte veroorzaakten hebben veroorzaakt to cause
verplegen verpleegde verpleegden hebben verpleegd to nurse
verplichten verplichtte verplichtten hebben verplicht to oblige, to compel
verrichten verrichtte verrichtten hebben verricht to act, to execute
verschijnen verscheen verschenen zijn verschenen to appear
verschillen verschilde verschilden hebben verschild to differ
verstaan verstond verstonden hebben verstaan to understand, to hear
versterken versterkte versterkten hebben versterkt to strengthen
vertalen vertaalde vertaalden hebben vertaald to translate
vertellen vertelde vertelden hebben verteld to tell
vertonen vertoonde vetoonde hebben vertoond to exhibit, to display
vertrekken vertok vetrtrokken zijn vertokken to depart
vertrouwen vertrouwde vertrouwden hebben vertrouwd to trust
vervangen verving vervingen hebben vervangen to replace, to substitute
vervelen verveelde verveelden hebben verveeld to bore
vervolgen vervolgde vervolgden hebben vervolgd to pursue; to persecute
vervullen vervuld vervulden hebben vervuld to fulfil, to accomplish
verwachten verwachtte verwachtte hebben verwacht to expect
verwijderen verwijderde verwijderden hebben verwijderd to remove
verwonderen verwonderde verownderden hebben verwonderd to blow one's mind, to astonish
verzamelen verzamelde verzamelden hebben verzameld to collect, to assemble
verzekeren verzekerde verzekerden hebben verzekerd to assure; to insure
verzetten verzette verzetten hebben verzet to shift; to reschedule
verzorgen verzorgde verzorgden hebben verzorgd to care for, to tend to
vestigen vestigde vestigden hebben gevestigd to establish, to ground
vieren vierde vierden hebben gevierd to celebrate
vinden vond vonden hebben gevonden to find
vliegen vloog vlogen zijn / hebben gevlogen to fly
vluchten vluchtte vluchtten zijn gevlucht to escape
voelen voelde voelden hebben gevoeld to feel
voeren voerde voerden hebben gevoerd to feed
voetballen voetbalde voetbalden hebben gevoetbald to play soccer
voldoen voldeed voldeden hebben voldaan to fulfil, to satisfy
volgen volgde volgden hebben gevolgd to follow
voorbereiden bereidde voor bereidden voor hebben voorbereid to prepare
voorkomen kwam voor kwamen voor zijn voorgekomen to occur
voorkomen voorkwam voorkwamen hebben voorkomen to prevent
voorstellen stelde voor stelden voor hebben voorgesteld to propose, to present
voorzien voorzag voorzagen hebben voorzien to provide
vormen vormde vormden hebben gevormd to form
vragen vroeg vroegen hebben gevraagd to ask
vrezen vreesde vreesden hebben gevreesd to fear
vullen vulde vulden hebben gevuld to fill
W waaien waaide waaiden hebben gewaaid to blow (wind)
waarschuwen waarschuwde waarschuwden hebben gewaarschuwd to warn
wachten wachtte wachtten hebben gewacht to wait
wagen waagde waagden hebben gewaagd to take a chance, to risk
weggaan ging weg gingen weg zijn weggegaan to go away, to leave
wandelen wandelde wandelden zijn / hebben gewandeld to stroll, to walk
wassen waste wasten hebben gewassen to wash
weigeren weigerde weigerden hebben geweigerd to decline, to reject
wekken wekte wekte hebben gewekt to awaken
wennen wende wenden hebben gewend to get used to
wensen wenste wensten hebben gewenst to wish
werken werkte werkten hebben gewerkt to work
werpen wierp wierpen hebben geworpen to throw, to cast
weten wist wisten hebben geweten to know
wijzen wees wezen hebben gewezen to point
willen wilde wilden hebben gewild to want
winnen won wonnen hebben gewonnen to win
wonen woonde woonden hebben gewoond to reside, to live
worden werd werden zijn geworden to become
Z zakken zakte zakten zijn gezakt to drop; to fail
zeggen zei zeiden hebben gezegd to say
zenden zond zonden hebben gezonden to transmit, to send
zetten zette zetten hebben gezet to set, to put
zien zag zagen hebben gezien to see
zijn was waren zijn geweest to be
zingen zong zongen hebben gezongen to sing
zitten zat zaten hebben gezeten to sit
zoeken zocht zochten hebben gezocht to search, to look for
zorgen zorgde zorgden hebben gezorgd to make sure, to see to
zuchten zuchtte zuchtten hebben gezucht to sigh
zullen zou zouden / / to shall / to will
zwemmen zwom zwommen zijn / hebben gezwommen to swim
zwijgen zweeg zwegen hebben gezwegen to be silent

VerbumImperfectum singularisImperfectum pluralisHulpverbumParticipiumEngels
Aaanbevelenbeval aanbevalen aanhebbenaanbevolento recommend
aanbrekenbrak aanbraken aanzijnaangebrokento dawn
aandringendrong aandrongen aanhebbenaangedrongento insist
aangaanging aangingen aanzijn aangegaanto concern; to enter into
aanhalenhaalde aanhaalden aanhebbenaangehaaldto quote; to tighten; to pet
aanhoudenhield aanhielden aanhebbenaangehoudento arrest; to persist
aanleggenlegde aanlegden aanhebbenaangelegdto moor; to construct
aanmoedigenmoedigde aanmoedigden aanhebbenaangemoedigdto encourage, to cheer on
aanpakkenpakte aanpakten aanhebbenaangepaktto tackle, to go at
aanrakenraakte aanraakten aanhebbenaageraaktto touch
aansprekensprak aanspraken aanhebbenaagesprokento address; to appeal
aantastentastte aantastten aanhebbenaangetastto impair; to corrode
aantonentoonde aantoonden aanhebbenaangetoondto demonstrate, to prove
aanvallenviel aanvielen aanhebbenaangevallento attack
aanvoelenvoelde aanvoelden aanhebbenaangevoeldto feel
aanvullenvulde aanvulden aanhebbenaangevuldto complement
aanwendenwendde aanwendden aanhebbenaangewendto use, to employ
achterhalenachterhaaldeachterhaaldenhebbenachterhaaldto track down
achterlatenliet achterlieten achterhebbenachtergelatento leave behind
achtervolgenachtervolgdeachtervolgdenhebbenachtervolgdto chase
ademenademdeademdenhebbengeademdto breathe
adviserenadviseerdeadviseerdenhebbengeadviseerdto advise
afbeeldenbeeldde afbeeldden afhebbenafgebeeldto depict
afbrekenbrak afbraken afhebbenafgebrokento break down; to terminate
afdoendeed afdeden afhebbenafgedaanto take off; to conclude
afgaanging afgingen afzijnafgegaanto go off; to fail
afleggenlegde aflegden afhebben hebben afgelegdto cover; to discard
afleidenleidde afleidden afhebbenafgeleidto distract; to deduct
afmakenmaakte afmaakten afhebbenafgemaaktto finish off; to kill
afschaffenschafte afschaften afhebbenafgeschaftto abolish
afsluitensloot afsloten afhebben afgeslotento shut down
afsnijdensneed afsneden afhebbenafgesnedento cut off
afspelenspeelde afspeelden afhebbenafgespeeldto play (out)
afsprekensprak afspraken afhebbenafgesprokento meet, to make an appointment
afstemmenstemde afstemden afhebbenafgestemdto align
afwachtenwachtte afwachtten afhebbenafgewachtto await
afwijkenweek afweken afhebbenafgewekento differ, to deviate
afwijzenwees afwezen afhebbenafgewezento dismiss
afzettenzette afzetten afhebbenafgezetto drop off; to turn off; to swindle; to amputate
amuserenamuseerdeamuseerdenhebbengeamuseerdto amuse
analyserenanalyseerdeanalyseerdenhebbengeanalyseerdto analyse
arresterenarresteerdearresteerdenhebbengearresteerdto arrest
arriverenarriveerdearriveerdenzijngearriveerdto arrive
Bbabbelenbabbeldebabbeldenhebbengebabbeldto chat
badenbaaddebaaddenhebbengebaadto bathe
bakkenbaktebaktenhebbengebakkento bake
barenbaardebaardenhebbengebaardto give birth
barstenbarsttebarsttenzijngebarstento burst, to crack
bedarenbedaardebedaardenzijnbedaardto calm down
bedekkenbedektebedektenhebbenbedektto cover
bedervenbedorfbedorvenhebben / zijnbedorvento spoil
bedwingenbedwongbedwongenhebbenbedwongento control
beëindigenbeïndigdebeïndigdenhebbenbeïndigdto end
begaanbegingbegingenhebbenbegaanto commit
begeleidenbegeleiddebegeleiddenhebbenbegeleidto guide
begerenbegeerdebegeerdenhebbenbegeerdto desire, to covet
begevenbegafbegavenhebbenbegevento give out; to enter
begravenbegroefbegroevenhebbenbegravento bury
begroetenbegroettebegroettenhebbenbegroetto greet
behalenbehaaldebehaaldenhebbenbehaaldto obtain
beklagenbeklaagdebeklaagdenhebbenbeklaagdto complain
bekledenbekleeddebekleeddenhebbenbekleedto coat; to occupy
beklimmenbeklombeklommenhebbenbeklommento climb
bekommerenbekommerdebekommerdenhebbenbekommerdto take care
belandenbelanddebelanddenzijnbelandto end up
belastenbelasttebelasttenhebbenbelastto burden; to tax
beledigenbeledigdebeledigdenhebbenbeledigdto offend
belemmerenbelemmerdebelemmerdenhebbenbelemmerdto hinder
belettenbelettebelettenhebbenbeletto prevent
belonenbeloondebeloondenhebbenbeloondto reward
bemerkenbemerktebemerktenhebbenbemerktto notice
bemoeienbemoeidebemoeidenhebbenbemoeidto interfere
benaderenbenaderdebenaderdenhebbenbenaderdto approach
benadrukkenbenadruktebenadruktenhebbenbenadruktto emphasise
benuttenbenuttebenuttenhebbenbenutto harness
beoefenenbeoefendebeoefendenhebbenbeoefendto practise
beogenbeoogdebeoogdenhebbenbeoogdto aim
bepleitenbepleittebepleittenhebbenbepleitto advocate
berekenenberekendeberekendenhebbenberekendto calculate
beroepenberiepberiepenhebbenberoepento invoke
berovenberoofdeberoofdenhebbenberoofdto rob
beschuldigenbeschuldigdebeschuldigdenhebbenbeschuldigdto accuse
besparenbespaardebespaardenhebbenbespaardto save, to spare
bespeurenbespeurdebespeurdenhebbenbespeurdto detect
bestellenbesteldebesteldenhebbenbesteldto order
bestemmenbestemdebestemdenzijnbestemdto allocate
bestrijdenbestreedbestredenhebbenbestredento combat
besturenbestuurdebestuurdenhebbenbestuurdto control; to drive
betogenbetoogdebetoogdenhebbenbetoogdto argue
betrappenbetraptebetraptenhebbenbetraptto bust
betredenbetradbetradenhebbenbetredento enter
betreurenbetreurdebetreurdenhebbenbetreurdto regret
betwijfelenbetwijfeldebetwijfeldenhebbenbetwijfeldto doubt
bevallenbevielbevielenzijn; hebbenbevallento give birth; to please
bevenbeefdebeefdenhebbengebeefdto tremble
bevredigenbevredigdebevredigdenhebbenbevredigdto satisfy
bevriezenbevroorbevrorenhebben / zijnbevrorento freeze
bewakenbewaaktebewaaktenhebbenbewaaktto guard
bewerkenbewerktebewerktenhebbenbewerktto edit
bewerkstelligenbewerkstelligdebewerkstelligdenhebbenbewerktstelligdto effectuate
bewonderenbewonderdebewonderdenhebbenbewonderdto admire
bewonenbewoondebewoondenhebbenbewoondto inhabit
bezettenbezettebezettenhebbenbezetto occupy
bezienbezagbezagenhebbenbeziento view
bezighoudenhield bezighielden bezighebbenbeziggehoudento keep busy; to exercise
bezwerenbezwoerbezwoerenhebbenbezworento exorcise
bijkomenkwam bijkwamen bijzijn bijgekomento recover
binnendringendrong binnendrongen binnenzijnbinnengedrongento intrude
bladerenbladerdebladerdenhebbengebladerdto browse
blaffenblafteblaftenhebbengeblaftto bark
blinkenblonkblonkenhebbengeblonkento shine
bloedenbloeddebloeddenhebbengebloedto bleed
blozenbloosdebloosdenhebbengebloosdto blush
boeienboeideboeidenhebbengeboeidto captivate
bonkenbonktebonktenhebbengebonktto bang
bonzenbonsdebonsdenhebbengebonsdto pound
borenboordeboordenhebbengeboordto drill
botsenbotstebotstenhebben / zijngebotstto collide
breienbreidebreidenhebbengebreidto knit
brommenbromdebromdenhebbengebromdto hum; to grumble
brullenbruldebruldenhebbengebruldto roar
bukkenbuktebuktenhebbengebuktto bend over
Cciterenciteerdeciteerdenhebbengeciteerdto cite
combinerencombineerdecombineerdenhebbengecombineerdto combine
concentrerenconcentreerdeconcentreerdenhebbengeconcentreerdto concentrate
concluderenconcludeerdeconcludeerdenhebbengeconcludeerdto conclude
confronterenconfronteerdeconfronteerdenhebbengeconfronteerdto confront
construerenconstrueerdeconstrueerdenhebbengeconstrueerdco construct
corrigerencorrigeerdecorrigeerdenhebbengecorrigeerdto correct
creërencreëerdecreëerdenhebbengecreëerdto create
Ddaterendateerdedateerdenhebbengedateerdto date, to time
deelnemennam deelnamen deelhebbendeelgenomento participate
definiërendefinieerdedefinieerdenhebbengedefinieerdto define
dekkendektedektenhebbengedektto cover
delvendelfde, dolfdelfden, dolvenhebbengedolvento mine
demonstrerendemonsteerdedemonstreerdenhebbengedemonstreerdto demonstrate; to protest
dempendemptedemptenhebbengedemptto mute
deugendeugdedeugdenhebbengedeugdto be good, fit
doelendoeldedoeldenhebbengedoeldto aim
dominerendomineerdedomineerdenhebbengedomineerdto dominate
donderendonderdedonderdenhebbengedonderdto thunder
doodgaanging doodgingen doodzijndoodgegaanto die
doorbrekendoorbrakdoorbrakenhebbendoorbrokento break (a cycle, a habit)
doorbrekenbrak doorbraken doorzijndoorgebrokento break through
doormakenmaakte doormaakten doorhebbendoorgemaaktto go through
doorstaandoorstonddoorstondenhebbendoorstaanto endure
dopendooptedooptenhebbengedooptto baptise; to dip
dovendoofdedoofdenhebbengedoofdto extinguish
dreunendreundedreundenhebbengedreundto thump
drogendroogdedroogdenhebbengedroogdto dry
druipendroopdropenhebbengedropento drip
duldendulddedulddenhebbengeduldto tolerate
Eergerenergerdeergerdenhebbengeërgerdto annoy
experimenterenexperimenteerdeexperimenteerdenhebbengeëxperimenteerdto experiment
Ffalenfaaldefaaldenhebbengefaaldto fail
fascinerenfascineerdefascineerdenhebbengefascineerdto fascinate
fluitenflootflotenhebbengeflotento whistle
fotgraferenfotografeerdefotografeerdenhebbengefotografeerdto photograph
fronsenfronstefronstenhebbengefronstto frown
fungerenfungeerdefungeerdenhebbengefungeerdto act, to serve
Ggadeslaansloeg gadesloegen gadehebbengadegeslagento observe
gapengaaptegaaptenhebbengegaaptto yawn
garanderengarandeerdegarandeerdenhebbengegarandeerdto guarantee
gebarengebaardegebaardenhebbengebaardto gesture
gebiedengeboodgebooddenhebbengebodento dictate
gedragengedroeggedroegenhebbengedragento behave
gehoorzamengehoorzaamdegehoordzaamdenhebbengehoorzaamdto obey
gerakengeraaktegeraaktenzijngeraaktto get, to find oneself
geruststellenstelde geruststelden gerusthebbengerustgesteldto comfort
giechelengiecheldegiecheldenhebbengegiecheldto giggle
gierengierdegierdenhebbengegierdto shriek
gillengildegildenhebbengegildto yell
glinsterenglinsterdeglinsterdenhebbengeglinsterdto glisten
gloeiengloeidegloeidenhebbengegloeidto glow
glurengluurdegluurdenhebbengegluurdto peak
golvengolfdegolfdenhebbengegolfdto wave
gravengroefgroevenhebbengegravento dig
grenzengrensdegrensdenhebbengegrensdto border
grijnzengrijnsdegrijnsdenhebbengegrijnsdto grin
grinnikengrinniktegrinniktenhebbengegrinniktto chuckle
grommengromdegromdenhebbengegromdto growl
gunnengundegundenhebbengegundto grant, to award
Hhaastenhaasttehaasttenhebbengehaastto hurry
hakenhaaktehaaktenhebbengehaaktto hook; to crochet
hakkenhaktehaktenhebbengehaktto chop
hatenhaattehaattenhebbengehaatto hate
hechtenhechttehechttenhebbengehechtto attach; to stitch up
hijgenhijgdehijgdenhebbengehijgdto pant
hijsenheeshesenhebbengehesento hoist
hinderenhinderdehinderdenhebbengehinderdto hinder
hoestenhoesttehoesttenhebbengehoestto cough
hollenholdeholdenhebbengeholdto run
huiverenhuiverdehuiverdenhebbengehuiverdto shiver
hullenhuldehuldenhebbengehuldto enfold
hurkenhurktehurktenhebbengehurktto squat
Iidentificerenidentificeerdeidentificeerdenhebbengeïdentificeerdto identify
illustrerenillustreerdeillustreerdenhebbengeïllustreerdto illustrate
implicerenimpliceerdeimpliceerdenhebbengeïmpliceerdto imply
inbrengenbracht inbrachten inhebbeningebrachtto insert
indelendeelde indeelden inhebbeningedeeldto classify
indienendiende indienden inhebben ingediendto submit
informereninformeerdeinformeerdenhebbengeïnformeerdto inform
ingrijpengreep ingrepen inhebbeningegrepento intervene
inlichtenlichtte inlichtten inhebbeningelichtto inform
inrichtenrichtte inrichtten inhebbeningerichtto decorate
inschakelenschakelde inschakelden inhebben ingeschakeldto switch on; to call in
inslaansloeg insloegen inhebben / zijningeslagento hit, to impact; to stock up; to turn into/off
inspirereninspireerdeinspireerdenhebbengeïnspireerdto inspire
installereninstalleerdeinstalleerdenhebbengeïnstalleerdto install
integrerenintegreerdeintegreerdenhebbengeïntegreerdto integrate
interpretereninterpreteerdeinterpreteerdenhebbengeïnterpreteerdto interpret
intrekkentrok iktrokken inhebben / zijn ingetrokkento move in; to revoke; to pull in
introducerenintroduceerdeintroduceerdenhebbengeïntroduceerdto introduce
invullenvulde invulden inhebbeningevuldto fill in
inzettenzette inzetten inhebbeningezetto insert; to bet
irriterenirriteerdeirriteerdenhebbengeïrriteerdto irritate
Jjankenjanktejanktenhebbengejanktto bawl
juichenjuichtejuichtenhebbengejuichtto cheer
Kkalmerenkalmeerdekalmeerdenhebbengekalmeerdto calm
kauwenkauwdekauwdenhebbengekauwdto chew
keurenkeurdekeurdenhebbengekeurdto test, to approve
klaarmakenmaakte klaarmaakten klaarhebbenklaargemaaktto prepare
klemmenklemdeklemdenhebbengeklemdto clamp
kletsenkletstekletstenhebbengekletstto chat
kleurenkleurdekleurdenhebbengekleurdto colour
klevenkleefdekleefdenhebbengekleefdto stick
knielenknieldeknieldenhebbengeknieldto kneel
knijpenkneepknepenhebbengeknepento pinch
knippenkniptekniptenhebbengekniptto cut; to clip
knipperenknipperdeknipperdenhebbengeknipperdto blink
knopenknoopteknooptenhebbengeknooptto knot, to button
koesterenkoesterdekoesterdenhebbengekoesterdto cherish
koppelenkoppeldekoppeldenhebbengekoppeldto link, to connect
krabbenkrabbeldekrabbeldenhebbengekrabbeldto scratch
krakenkraaktekraaktenhebbengekraaktto crack
kreunenkreundekreundenhebbengekreundto moan
krijsenkrijstekrijstenhebbengekrijstto scream
krimpenkrompkrompenzijngekrompento shrink
kronkelenkronkeldekronkeldenhebbengekronkeldto squirm
kruisenkruistekruistenhebben / zijngekruistto cross
kussenkustekustenhebbengekustto kiss
kwekenkweektekweektenhebbengekweektto breed, to grow, to rear
kwellenkweldekweldenhebbengekweldto torment
kwetsenkwetstekwetstenhebbengekwetstto hurt
kwijtrakenraakte kwijtraakten kwijtzijnkwijtgeraaktto lose
Lladenlaaddelaaddenhebbengeladento load
lancerenlanceerdelanceerdenhebbengelanceerdto launch
landenlanddelanddenzijngelandto land
liefhebbenhad liefhadden liefhebbenliefgehadto love
likkenlikteliktenhebbengeliktto lick
loeienloeideloeidenhebbengeloeidto moo
loerenloerdeloerdenhebbengeloerdto lurk
lokkenlokteloktenhebbengeloktto lure
loslatenliet loslieten loshebbenlosgelatento let go
losmakenmaakte losmaakten loshebben losgemaaktto loosen
lossenlostelostenhebbengelostto unload
luchtenluchtteluchttenhebbengeluchtto ventilate
Mmalenmaaldemaaldenhebbengemaald; gemalento grind
manifesterenmanifesteerdemanifesteerdenhebbengemanifesteerdto manifest
mankerenmankeerdemankeerdenhebbengemankeerdto fail, to be missing
marcherenmarcheerdemarcheerdenhebbengemarcheerdto march
meeslepensleepte meesleepten meehebbenmeegesleeptto carry away
metenmatmatenhebbengemetento measure
misleidenmisleiddemisleiddenhebbenmisleidto mislead
Nnagaanging nagingen nahebbennagegaanto check, to consider
nalatenliet nalieten nahebbennagelatento neglect; to bequeath
nastrevenstreefde nastreefden nahebbennagestreefdto pursue
neerkomenkwam neerkwamen neerzijnneergekomento come down; to amount
negerennegeerdenegeerdenhebbengenegeerdto ignore
neigenneigdeneigdenhebbengeneigdto tend
nestelennesteldenesteldenhebbengenesteldto nest
neukenneukteneuktenhebbengeneuktto fuck
nodigennodigdenodigdenhebbengenodigdto invite
noterennoteerdenoteerdenhebbengenoteerdto note
Oobserverenobserveerdeobserveerdenhebbengeobserveerdto observe
offerenofferdeofferdenhebbengeofferdto sacrifice
omgevenomgafomgavenhebbenomgevento surround, to enclose
omhelzenomhelsdeomhelsdenhebbenomhelsdto embrace
omringenomringdeomringdenhebbenomringdto surround, to circumvent
omzettenzette omzetten omhebbenomgezetto convert, to transpose
onderbrekenonderbrakonderbrakenhebbenonderbrokento lack
onderbrengenbracht onderbrachten onderhebbenondergebrachtto accomodate
onderdrukkenonderdrukteonderdruktenhebbenonderdruktto suppress
onderhoudenonderhieldonderhieldenhebbenonderhoudento maintain; to entertain
onderkennenonderkendeonderkendenhebbenonderkendto recognise
ondernemenondernamondernamenhebbenondernomento undertake
onderschattenonderschatteonderschattenhebbenonderschatto underestimate
ondersteunenondersteundeondersteundenhebbenondersteundto support
ondertekenenondertekendeondertekendenhebbenondersteundto sign
ondervindenondervondondervondenhebbenondervondento experience
ondervragenondervroegondervroegenhebbenondervraagdto interrogate
onderwerpenonderwierponderwierpenhebbenonderworpento subject
ontdoenontdeedontdedenhebbenontdaanto undo
ontgaanontgingontgingenzijnontgaanto elude
onthullenonthuldeonthuldenhebbenonthuldto reveal
ontkomenontkwamontkwamenzijnontkomento escape
ontlenenontleendeontleendenhebbenontleendto derive
ontnemenontnamontnamenhebbenontnomendeprive
ontplooienontplooideontplooidenhebbenontplooidto evolve
ontroerenontroerdeontroerdenhebbenontroerdto move (emotionally)
ontslaanontsloegontsloegen hebbenontslagento fire
ontspannenontspandeontspandenhebbenontspannento relax
onttrekkenonttrokonttrokkenhebbenonttrokkento withdraw; to extract
ontwakenontwaakteontwaaktenzijnontwaaktto awaken
ontwijkenontweekontwekenhebbenontwekento evade
ontzettenontzetteontzettenhebbenontzetto appall
oordelenoordeeldeoordeeldenhebbengeoordeeldto judge
opbergenborg opborgen ophebbenopgeborgento store
opdoendeed opdeden ophebbenopgedaanto put on; to gain
opdragendroeg opdroegen ophebbenopgedragento command; to dedicate
opdringendrong opdrongen ophebbenopgedrongento impose, to intrude
opduikendook opdoken ophebben / zijnopgedokento emerge
openbarenopenbaardeopenbaardenhebbengeopenbaardto reveal, to manifest
openstaanstond openstonden openhebbenopengestaanto be open
opererenopereerdeopereerdenhebbengeopereerdto operate
opgroeiengroeide uitgroeiden uitzijn uitgegroeidto grow up
ophangenhing ophingen ophebbenopgehangento hang
opleggenlegde oplegden ophebbenopgelegdto impose
opleidenleidde opleidden ophebbenopgeleidto educate
oplettenlette opletten ophebbenopgeletto pay attention
opluchtenluchtte opluchtten ophebbenopgeluchtto relieve
opmakenmaakte opmaakten ophebbenopgemaaktto make up
opperenopperdeopperdenhebbengeopperdto suggest
opruimenruimde opruimden ophebben opgeruimdto tidy up
opschrijvenschreef opschreven ophebbenopgeschrevento write down
opsluitensloot opsloten ophebbenopgeslotento lock up
opstekenstak opstaken ophebbenopgestokento light up; to put up
opstijgensteeg opstegen opzijnopgestegento ascend, to take off
opvangenving opvingen ophebbenopgevangento catch; to give shelter
opvattenvatte opvatten ophebbenopgevatto take, to conceive, to interpret
opvoedenvoedde opvoedden ophebbenopgevoedto raise
opvoerenvoerde opvoerden ophebbenopgevoerdto stage
opvolgenvolgde opvolgden ophebbenopgevolgdto follow, to succeed
opwekkenwekte opwekten ophebbenopgewektto induce
opwindenwond opwonden ophebbenopgewondento wind up, to excite
opzoekenzocht opzochten ophebbenopgezochtto look up, to go see
ordenenordendeordendenhebbengeordendto order
oriënterenoriënteerdeoriënteerdenhebbengeoriënteerdto orientate
overbrengenbracht overbrachten overhebbenovergebrachtto transfer
overdragendroeg overdroegen overhebbenovergedragento transmit
overdrijvenoverdreefoverdrevenhebbenoverdrevento exaggerate
overdrijvendreef overdreven overzijnovergedrevento float by
overeenkomenkwam overeenkwamen overeenhebben / zijnovereengekomento agree
overgevengaf overgaven overhebbenovergegevento throw up; to surrender
overhandigenoverhandigdeoverhandigdenhebbenoverhandigdto hand over
overheersenoverheersdeoverheersdenhebbenoverheersdto dominate
overlatenliet overlieten overhebbenovergelatento leave
overleggenoverlegdeoverlegdenhebbenoverlegdto discuss
overlevenoverleefdeoverleefdenhebbenoverleefdto survive
overleverenleverde overleverden overhebbenovergeleverdto hand down
overschrijdenoverschreedoverschredenhebbenoverschredento exceed
overslaansloeg oversloegen overhebben overgeslagento skip
overtreffenovertrofovertroffenhebbenovertroffento surpass
overvallenovervielovervielenhebbenovervallento overtake; to raid
overwinnenoverwonoverwonnenhebbenoverwonnento conquer
overzienoverzagoverzagenhebbenoverziento oversee
persenpersteperstenhebbengeperstto press
piekerenpiekerdepiekerdenhebbengepiekerdto worry
piepenpieptepieptenhebbengepieptto squeak
pikkenpiktepiktenhebbengepiktto peck; to steal
plagenplaagdeplaagdenhebbengeplaagdto tease
plakkenplakteplaktenhebbengeplaktto stick, to glue
plantenplantteplanttenhebbengeplantto plant
pleitenpleittepleittenhebbengepleitto plead
plukkenpluktepluktenhebbengepluktto pick, to pluck
poetsenpoetstepoetstenhebbengepoetstto polish
presenterenpresenteerdepresenteerdenhebbengepresenteerdto present
prijzenprijsdeprijsdenhebbengeprijsdto price
prijzenpreesprezenhebbengeprezento praise
prikkelenprikkeldeprikkeldenhebbengeprikkeldto excite, to provoke
prikkenpriktepriktenhebbengepriktto prick, to sting, to pierce
profiterenprofiteerdeprofiteerdenhebbengeprofiteerdto profit
projecterenprojecteerdeprojecteerdenhebbengeprojecteerdto project
puttenputteputtenhebbengeputto draw
Rraadplegenraadpleegderaadpleegdenhebbengeraadpleegdto consult
radenraadderaaddenhebbengeradento guess
rangschikkenrangschikterangschiktehebbengerangschiktto arrange
rapenraapteraaptenhebbengeraaptto pick up, to collect
ratelenratelderateldenhebbengerateldto rattle
razenraasderaasdenhebbengeraasdto rage; to rant
rechtvaardigenrechtvaardigderechtvaardigdenhebbenrechtvaardigdto justify
redenerenredeneerderedeneerdenhebbengeredeneerdto reason
reducerenreduceerdereduceerdenhebbengereduceerdto reduce
regerenregeerderegeerdenhebbengeregeerdto rule, to reign
registrerenregistreerderegistreerdenhebbengeregistreerdto register
rekkenrekterektenhebbengerektto stretch
remmenremderemdenhebbengeremdto brake
respecterenrespecteerderespecteerdenhebbengerespecteerdto respect
resterenresteerderesteerdenhebbengeresteerdto remain
rijpenrijpterijptenzijngerijptto ripe
rillenrilderildenhebbengerildto shiver
rinkelenrinkelderinkeldenhebbengerinkeldto ring
roeienroeideroeidenhebbengeroeidto row
roerenroerderoerdenhebbengeroerdto stir
rondlopenliep rondliepen rond hebbenrondgelopento walk around
roosterenroosterderoosterdenhebbengeroosterdto roast
ruilenruilderuildenhebbengeruildto swap, to exchange
ruimenruimderuimdenhebbengeruimdto empty; to evacuate
ruisenruisteruistenhebbengeruistto rustle
Ssamenstellenstelde samenstelden samenhebben samengesteldto put together, to compile
samenvattenvatte samenvatten samenhebbensamengevatto summarise
samenwerkenwerkte samenwerkten samenhebbensamengewerktto work together, to cooperate
schakelenschakeldeschakeldenhebbengeschakeldto switch
schattenschatteschattenhebbengeschatto assess, to estimate
scheldenscholdscholdenhebbengescholdento swear
scherenscheerde / schoorscheerden / schorenhebbengeschorento shave
schetsenschetsteschetstenhebbengeschetstto sketch
schitterenschitterdeschitterdenhebbengeschitterdto sparkle, to glitter, to shine
schokkenschokteschoktenhebbengeschoktto shock
schommelenschommeldeschommeldenhebbengeschommeldto swing, to fluctuate
schrapenschraapteschraapten hebbengeschraaptto scrape
schreienschreideschreidenhebbengeschreidto weep
schuifelenschuifeldeschuifeldenhebbengeschuifeldto shuffle
schuilenschuilde / schoolschuilden / scholenhebbengeschuildto hide; to take refuge
selecterenselecteerdeselecteerdenhebbengeselecteerdto select
serverenserveerdeserveerdenhebbengeserveerdto serve
signalerensignaleerdesignaleerdenhebbengesignaleerdto signal
sissensistesistenhebbengesistto hiss
slakenslaakteslaaktenhebbengeslaaktto heave
slenterenslenterdeslenterdenhebbengeslenterdto stroll
sleurensleurdesleurdenhebbengesleurdto drag
slingerenslingerdeslingerdenhebbengeslingerdto swing
sluipensloopslopenhebbengeslopento sneak
smekensmeektesmeektenhebbengesmeektto beg
smeltensmoltsmoltenhebben gesmoltento melt
smerensmeerdesmeerdenhebbengesmeerdto grease, to smear
smijtensmeetsmetenhebbengesmetento hurl
sneuvelensneuveldesneuveldenzijngesneuveldto fall (in action)
snuivensnoofsnovenhebbengesnovento sniff, to snort
sparenspaardespaardenhebbengespaardto save, to spare
spattenspattespattenhebbengespatto splat
spoelenspoeldespoeldenhebbengespoeldto rinse
spottenspottespottenhebbengespotto mock; to spot
spreidenspreiddespreiddenhebbengespreidto spread
spuitenspootspotenhebbengespotento spray
stakenstaaktestaaktenhebbengestaaktto strike; to cease
stamelenstameldestameldenhebbengestameldto stammer
stampenstamptestamptenhebbengestamptto stamp; to pestle
startenstarttestarttenhebben / zijngestartto start
stichtenstichttestichttenhebbengestichtto found
stikkenstiktestiktenzijngestiktto suffocate
stilstaanstond stilstonden stilhebbenstilgestaanto stand still
stimulerenstimuleerdestimuleerdenhebbengestimuleerdto stimulate
stinkenstonkstonkenhebbengestonkento stink, to smell
storenstoordestoordenhebbengestoordto disturb; to short-circit
straffenstraftestraftenhebbengestraftto punish
stralenstraaldestraaldenhebbengestraaldto radiate
strevenstreefdestreefdenhebbengestreefdto strive
stromenstroomdestroomdenhebbengestroomdto stream
strooienstrooidestrooidenhebbengestrooidto sprinkle
struikelenstruikeldestruikeldenzijngestruikeldto trip
strijdenstreedstredenhebbengestredento battle
stuitenstuittestuittenhebben / zijngestuitto bounce
suggererensuggereerdesuggereerdenhebbengesuggereerdto suggest
sussensustesustenhebbengesustto hush, to appease
Ttastentasttetasttenhebbengetastto touch
tegenhoudenhield tegenhielden tegenhebbentegengehoudento hold back
teleurstellenstelde teleurstelden teleurhebbenteleurgesteldto dissappoint
terechtkomenkwam terechtkwamen terechtzijnterechtgekomento end up, to land
terugbrengenbracht terugbrachten terughebbenteruggebrachtto return, to bring back
teruggaanging teruggingen terugzijnteruggegaanto go back
terugtrekkentrok terugtrokken terughebbenteruggetrokkento retreat, to retract
terugvindenvond terugvonden terughebbenteruggevondento find again
testentesttetesttenhebbengetestto test
teweegbrengenbracht teweegbrachten teweeghebbenteweeggebrachtto cause
tikkentiktetiktenhebbengetiktto tick, to type
tillentildetildenhebbengetildto lift
timmerentimmerdetimmerdenhebbengetimmerdto hammer
toedienendiende toedienden toehebbengediendto administer
toekennenkende toekenden toehebbentoegekendto grant
toekijkenkeek toekeken toehebbentoegekekento watch
toekomenkwam tegenkwamen tegenzijntegengekomento be due; to deserve
toeschrijvenschreef toeschreven toehebbentoegeschrevento attribute
toestaanstond toestonden toehebbentoegestaanto allow
toetsentoetstetoetstenhebbengetoetstto test
toevertrouwenvertrouwde toevertrouwden toehebbentoevertrouwdto entrust, to confide
toewijzenwees toewezen toehebbentoegewezento assign
trappentraptetraptenhebbengetraptto kick
troostentroosttetroosttenhebbengetroostto comfort
turentuurdetuurdenhebbengetuurdto peer
twijfelentwijfeldetwijfeldenhebbengetwijfeldto hesitate, to doubt
typerentypeerdetypeerdenhebbengetypeerdto typify
uitbrekenbrak uitbraken uitzijnuitgebrokento break out
uitbrengenbracht uitbrachten uithebbenuitgebrachtto publish; to utter
uitdagendaagde uitdaagden uithebbenuitgedaagdto challenge
uiteenlopenliep uiteenliepen uiteenzijnuiteengelopento diverge
uiteenzettenzette uiteenzetten uiteenhebbenuiteengezetto explain
uitgroeiengroeide uitgroeiden uitzijnuitgegroeidto grow out
uithalenhaalde uithaalden uithebbenuitgehaaldto play; to empty
uitkiezenkoos uitkozen uithebbenuitgekozento select, to pick
uitlopenliep uitliepen uitzijnuitgelopento eventuate; to run out
uitputtenputte uitputten uithebbenuitgeputto exhaust
uitroepenriep uitriepen uithebbenuitgeroepento call out, to proclaim
uitrustenrustte uitrustten uithebben / zijnuitgerustto rest; to equip
uitstellenstelde uitstelden uithebbenuitgesteldto postpone, to procrastinate
uitstrekkenstrekte uitstrekten uithebbenuitgestrektto stretch
uittrekkentrok uittrokken uithebbenuitgetrokkento take off, to pull out
uitvallenviel uitvielen uitzijnuitgevallento fall out, to shed
uitvindenvond uitvonden uithebbenuitgevondento find out, to invent
uitwerkenwerkte uitwerkten uithebbenuitgewerktto work out, to elaborate
uitzendenzond uitzonden uithebbenuitgezondento send out, to broadcast
Vvastleggenlegde vastlegden vasthebbenvastgelegdto capture
vellenveldeveldenhebbengeveldto fell
verantwoordenverantwoorddeverantwoorddenhebbenverantwoordto justify
verbeeldenverbeelddeverbeelddenhebbenverbeeldto imagine
verblijvenverbleefverblevenzijnverblevento stay
verbouwenverbouwdeverbouwdenhebbenverbouwdto grow; to remodel
verbrandenverbranddeverbranddenhebbenverbrandto burn
verbrekenverbrakverbrakenhebbenverbrokento break
verdenkenverdachtverdachtenhebbenverdachtto suspect
verdiepenverdiepteverdieptenhebbenverdieptto deepen
verdommenverdomdeverdomdenhebbenverdomdto damn
verdovenverdoofdeverdoofdenhebbenverdoofdto anaesthetize, to numb
verdragenverdroegverdroegenhebbenverdragento bear, to tolerate
verdrijvenverdreefverdrevenhebbenverdrevento expel, to eliminate
verdringenverdrongverdrongenhebbenverdrongento jostle, to displace
verdrinkenverdronkverdronkenhebben / zijnverdronkento drown
verduidelijkenverduidelijkteverduidelijktenhebbenverduidelijktto clarify
vererenvereerdevereerdenhebbenvereerdto worship
verfijnenverfijndeverfijndenhebbenverfijndto refine
vergaanvergingvergingenzijnvergaanto perish
vergenvergdevergdenhebbengevergdto require
vergevenvergafvergavenhebbenvergevento forgive; to give away
vergezellenvergezeldevergezeldenhebbenvergezeldto accompany
vergrotenvergroottevergroottenhebbenvergrootto enlarge, to augment
verheffenverhiefverhievenhebbenverhevento elevate
verhinderenverhinderdeverhinderdenhebbenverhinderdto obstruct
verjagenverjaagde / verjoegverjaagden / verjoegenhebbenverjaagdto scare away
verkennenverkendeverkendenhebbenverkendto explore
verkiezenverkoosverkozenhebbenverkozento elect
verleidenverleiddeverleiddenhebbenverleidto seduce
verlengenverlengdeverlengdenhebbenverlengdto prolong, to elongate
verlichtenverlichtteverlichttenhebbenverlichtto illuminate, to enlighten
verlopenverliepverliepenzijnverlopento expire; to lapse
verlossenverlosteverlostenhebbenverlostto redeem, to save
vermengenvermengdevermengdenhebbenvermengdto mix
vermoeienvermoeidevermoeidenhebbenvermoeidto tire
vernederenvernederdevernederdenhebbenvernederdto humiliate
vernielenvernieldevernieldenhebbenvernieldto destroy
vernieuwenvernieuwdevernieuwdenhebbenvernieuwdto renew
verontschuldigenverontschuldigdeverontschuldigdenhebbenverontschuldigdto apologise
veroordelenveroordeeldeveroordeeldenhebbenveroordeeldto judge
veroorlovenveroorloofdeveroorloofdenhebbenveroorloofdto permit
veroverenveroverdeveroverdenhebbenveroverdto conquer
verplaatsenverplaatsteverplaatstenhebbenverplaatstto move, to displace
verradenverraaddeverraaddenhebbenverradento betray
verscheurenverscheurdeverscheurdenhebbenverscheurdto tear up
verschrikkenverschrikteverschriktenhebbenverschriktto terrify
verschuivenverschoofverschovenhebbenverschovento shift
versierenversierdeversierdenhebbenversierdto decorate; to flirt
verslaanversloegversloegenhebbenverslagento defeat; to report
verstoppenverstopteverstoptenhebbenverstoptto hide; to clog
verstorenverstoordeverstoordenhebbenverstoordto disturb
verstrekkenverstrekteverstrektenhebbenverstrektto provide
verstrijkenverstreekverstrekenhebbenverstrekento pass, to elapse
verterenverteerdeverteerdenhebbenverteerdto digest
vervaardigenvervaardigdevervaardigdenhebbenvervaardigdto manufacture
vervallenvervielvervielenzijnvervallento expire; to decay
vervenverfdeverfdenhebbengeverfdto paint, to dye
vervoerenvervoerdevervoerdenhebbenvervoerdto transport, to convey
verwaarlozenverwaarloosdeverwaarloosdenhebbenverwaarloosdto neglect
verwarmenverwarmdeverwarmdenhebbenverwarmdto heat, to warm
verwarrenverwardeverwardenhebbenverwardto confuse
verwekkenverwekteverwektenhebbenverwektto beget, to procreate
verwerpenverwierpverwierpenhebbenverworpento reject
verwijtenverweetverwetenhebbenverwetento blame
verwisselenverwisseldeverwisseldenhebbenverwisseldto (ex)change
verwonderenverwonderdeverwonderdenhebbenverwonderdto marvel, to amaze
verzinkenverzonkverzonkenzijnverzonkento sink; to galvanise
verzinnenverzonverzonnenhebbenverzonnento make up, to invent
verzoekenverzochtverzochtenhebbenverzochtto request
verzoenenverzoendeverzoendenhebbenverzoendto reconcile
verzwakkenverzwakteverzwaktenhebbenverzwaktto weaken
verzwijgenverzweegverzwegenhebbenverzwegento conceal, to hold back
vissenvistevistenhebbengevistto fish
vloeienvloeidevloeidenhebbengevloeidto flow
vloekenvloektevloektenhebbengevloektto swear, to curse
voedenvoeddevoeddenhebbengevoedto feed
volhoudenhield volhielden volhebbenvolgehoudento persist
volmakenvolmaaktevolmaaktenhebbenvolmaaktto perfect
volmakenmaakte volmaakten volhebbenvolgemaaktto fill, to complete
voltooienvoltooidevoltooidenhebbenvoltooidto complete, to finish
voltrekkenvoltrokvoltrokkenhebbenvoltrokkento execute, to solemnise
voorgaanging voorgingen voorzijnvoorgegaanto precede; to lead
voorleggenlegde voorlegden voorhebbenvoorgelegdto submit, to propose
voorlezenlas voorlazen voorhebbenvoorgelezento read aloud
voornemennam voornamen voorhebbenvoorgenomento intent
voorschrijvenschreef voorschreven voorhebbenvoorgeschrevento prescribe; to dictate
voorspellenvoorspeldevoorspeldenhebbenvoorspeldto predict
voortbrengenbracht voortbrachten voorthebbenvoorgebrachtto bring forth, to produce
voortkomenkwam voortkwamen voortzijnvoortgekomento emerge, to derive
voortvloeienvloeide voortvloeiden voortzijnvoortgevloeidto arise
voortzettenzette voortzetten voorthebbenvoortgezetto continue
vorderenvorderdevorderdenhebben / zijngevorderdto advance
vretenvratvratenhebbengevretento gnaw, to hog
vriezenvroorvrorenhebbengevrorento freeze
vrijenvrijde / vreevrijden / vreeënhebbengevrijd / gevreeënto make out, to make love
Wwaarderenwaardeerdewaardeerdenhebbengewaardeerdto appreciate
wakenwaaktewaaktenhebbengewaaktto wake, to watch
wankelenwankeldewankeldenhebbengewankeldto falter
wapenenwapendewapendenhebbengewapendto arm
wapperenwapperdewapperdenhebbengewapperdto fan
weergevengaf weergaven weerhebbenweergegevento view, to represent
weerhoudenweerhieldweerhieldenhebbenweerhoudento withhold
weerklinkenweerklonkweerklonkenhebbenweerklonkento resound, to reecho
weerspiegelenweerspiegeldeweerspiegeldenhebbenweerspiegeldto reflect, to mirror
wegenwoogwogenhebbengewogento weigh
weghalenhaalde weghaalden weghebbenweggehaaldto remove
weglopenliep wegliepen wegzijnweggelopento walk/run away
wegnemennam wegnamen weghebbenweggenomento take away, to remove
wenenweendeweendenhebbengeweendto weep
wenkenwenktewenktenhebbengewenktto motion, to beckon
werenweerdeweerdenhebbengeweerdto keep out, to avert
wiegenwiegdewiegdenhebbengewiegdto rock, to lull, to cradle
wijdenwijddewijddenhebbengewijdto dedicate
wijkenweekwekenzijngewekento give in
wijtenwijttewijttenhebbengewijtto blame
wijzigenwijzigdewijzigdenhebbengewijzigdto alter, to modify
wikkelenwikkeldewikkeldenhebbengewikkeldto wrap
wippenwiptewiptenhebbengewiptto seesaw; to fuck
woedenwoeddewoeddenhebbengewoedto rage
worstelenworsteldeworsteldenhebbengeworsteldto wrestle
wringenwrongwrongenhebbengewrongento wring
wuivenwuifdewuifdenhebbengewuifdto wave
Zzaaienzaaidezaaidenhebbengezaaidto sow
zeurenzeurdezeurdenhebbengezeurdto whine, to nag
zinkenzonkzonkenzijngezonkento sink
zoemenzoemdezoemdenhebbengezoemdto buzz
zoenenzoendezoendenhebbengezoendto kiss
zuigenzoogzogenhebbengezogento suck
zwellenzwolzwollenzijngezwollento swell
zwerenzweerde / zwoerzweerden / zwoerenhebbengezweerd / gezworento swear, to vow
zwerenzwoerzwoerenhebbengezworento ulcerate, to be infected
zwervenzwierfzwiervenhebbengezworvento roam, to wander
zwetenzweettezweettenhebbengezweetto sweat
zwevenzweefdezweefdenhebbengezweefdto float, to hover