Waar word jij blij van?
En waar word je gelukkig, verdrietig, vrolijk, somber, boos, chagrijnig van?
Draai het wiel en maak een zin.
Voorbeeld
Ik word blij van lezen / Ik word blij als ik kan lezen.
Ik word blij van woordenboeken. / Ik word blij als ik een woordenboek kan pakken.