Je krijgt een stapel met vragen. Beantwoord de vragen en gebruik zou.

Voorbeeld

Cursist A: Zou jij mij willen helpen met verhuizen?
Cursist B: Ja hoor, ik zou jou wel helpen met verhuizen. / Ja, ik zou jou wel willen helpen. / Nee, ik zou jou niet helpen met verhuizen. / Nee, ik zou jou niet willen helpen.